Zes fabels over koolhydraten
De één zegt dat ze slecht voor je zijn of dat je er dik van wordt, de ander dat je ze gewoon nodig hebt om vol energie de dag door te komen. Welk verhaal over koolhydraten is waar? Theo Niewold (afbeelding rechts), professor voeding en gezondheid aan de KU Leuven en lid van de werkgroep van de Hoge Gezondheidsraad die zich richt op Voeding en Gezondheid, ontkracht zes veelgehoorde fabels.
Fabel 1. Koolhydraten zijn slecht. Ze geven suikerpieken en veroorzaken diabetes
Dat is pertinent niet waar. We hebben koolhydraten zelfs nodig. Het is een belangrijke energiebron. Zonder koolhydraten kan ons lichaam aminozuren, de bouwstenen van eiwitten, niet opnemen en breken we onze spieren af. Alvast een goede reden om koolhydraten niet te mijden. Wat die suikerpieken betreft: onderzoek laat zien dat de consumptie van koolhydraten bij normale, gezonde personen geen problemen geeft. Suikerpieken zijn heel normaal, die hebben we al miljoenen jaren. De oermens had ze al door bijvoorbeeld het eten van knollen of honing. Het zijn ook niet de koolhydraten die ten grondslag liggen aan het probleem van diabetes. De oorzaak is overgewicht. En dat ontstaat door te veel eten en te weinig beweging.
Fabel 2. Koolhydraten versnellen de veroudering
De link tussen koolhydraten en veroudering heeft geen wetenschappelijke grond. Het is gewoonweg niet bewezen. Waarom lezen we dat dan in boeken van artsen of wetenschappers? Sommige artsen schetsen de situaties te zwart-wit om hun punt te maken, met name in de Verenigde Staten. Ook baseren ze zich vaak op statistische onderzoeken in databases in plaats van grootschalig onderzoek waarbij groepen mensen wel of niet een bepaald product eten. Wetenschap en voeding zijn niet zwart of wit en een product is niet goed of slecht. Het lichaam is een complex systeem. Niets daarin wordt door één stof beïnvloed.
Fabel 3. Brood, pasta en rijst zijn dikmakers die je beter kunt mijden
Binnen de voedingswetenschap bestaan geen goede of foute voedingsmiddelen. Het is een kwestie van goede of foute hoeveelheden. En dat verschilt per persoon en de mate van activiteit. Ons lichaam heeft koolhydraten nodig om te functioneren. En op dit moment worden brood, pasta en rijst door de wetenschap en de autoriteiten gezien als een goede energiebron. Van deze producten wordt gezegd dat ze een hoge glycemische index (GI) hebben en aardig wat snelle koolhydraten bevatten. Dat laatste is overigens niet waar, de hoeveelheid snelle koolhydraten (suiker) in brood is zeer laag, zeker in bruin en volkorenbrood. Bij normale mensen is er niets mis mee om snelle en langzame koolhydraten te gebruiken. Dat doen we al sinds mensenheugenis. Het begrip GI wordt door de voedingswetenschap in het algemeen niet omarmd. De meeste wetenschappers zijn van mening dat een hoge of lage GI meer zegt over de situatie in het labo dan in het menselijk lichaam.
Fabel 4. Aanbevelingen voor koolhydraten zijn achterhaald
De aanbevelingen voor koolhydraten zijn zeker niet achterhaald. Ze zijn gebaseerd op het mediterrane dieet dat nog steeds geldt als het meest gezonde dieet. Brood (en liefst vezelrijk) is daar een onderdeel van. De essentie van voedingsaanbevelingen is dat ze uitgebalanceerd zijn, ook wat betreft koolhydraten. Is deze balans niet goed, dan kan ons lichaam de eiwitten niet goed benutten. Uiteraard is een teveel aan koolhydraten ook niet nodig. Maar we eten in België vooralsnog onvoldoende koolhydraten uit producten als brood, pasta en rijst.
Fabel 5. Je kunt voldoende koolhydraten halen uit fruit, groenten, zaden en pitten
Fruit en groente zijn natuurlijk prima, maar om daar voldoende koolhydraten uit te halen, moet je er kilo’s van eten per dag. Groenten bestaan voornamelijk uit water: voldoende koolhydraten hieruit halen is nauwelijks haalbaar. Brood en pasta zijn een goede bron van koolhydraten, eiwitten en andere voedingsstoffen.
Fabel 6. Een dieet met weinig koolhydraten is de enige manier om af te vallen
Een dieet met weinig koolhydraten kán een manier zijn om op korte termijn af te vallen, maar het is niet de enige manier. Uiteindelijk gaat het er om dat je minder calorieën binnenkrijgt, door kleinere hoeveelheden te eten. Ook beweging is belangrijk bij afvallen. Om de calorieën weg te krijgen, maar ook om een andere attitude te krijgen, een negatieve spiraal te doorbreken. Door beweging voelen mensen zich beter. Ze gebruiken eten dan minder als compensatie om zich lekker te voelen. Uiteindelijk is ons lichaam een robuust systeem: evolutionair zijn we met dit lichaam als mens succesvol. Dat systeem wordt niet op zo’n subtiele wijze aangestuurd dat het uitmaakt of de energie uit een koolhydraat of uit een vet komt. Een toename in gewicht komt vooral doordat we teveel eten.