Welke spreekwoorden over brood zijn er?
|
Hij laat zich de kaas niet van het brood eten. |
Voor zichzelf opkomen. |
|
Het brood uit de mond sparen. |
Erg zuinig zijn. |
|
Iets op z'n brood krijgen. |
Ergens de schuld van krijgen. |
|
Iemand iets op zijn brood geven. |
Hem de schuld ergens van geven. |
|
Van brood alleen kan de mens niet leven. |
De geest moet ook worden gevoed. |
|
Als warme broodjes over de toonbank gaan |
Zeer goed verkopen, iets is succesvol |
|
Wiens brood men eet, diens woord men spreekt. |
Afhankelijkheid heeft invloed op iemands uitlatingen. |
|
Hij heeft voldoende brood op de plank. |
Zich goed kunnen redden, hij staat er financieel goed voor. |
|
Zijn broodje is gebakken. |
Hij hoeft zich financieel geen zorgen te maken. |
|
Nood zoekt brood. |
Zonder geld is men tot veel bereid. |
|
De een zijn dood is de ander zijn brood. |
Het ongeluk van de een kan het geluk van de ander zijn. |
|
Ergens geen brood in zien |
niet denken dat iets kan werken |
|
Hij laat zich de kaas niet van het brood eten |
Opkomen voor iets. zich de voordelen niet zomaar laten afpakken |
|
Hij moet droog brood eten |
Hij moet erg zuinig zijn, het gaat hem financieel slecht |
|
Iemand het brood uit de mond nemen/stoten |
iemand het onmogelijk maken om in eigen inkomen te kunnen voorzien |
|
Zich de kaas van het brood laten eten |
zich laten ontnemen waarop men recht heeft |
|
Zoete broodjes bakken |
dingen zeggen om een goede indruk achter te laten bij mensen met invloed, geveinsde vriendelijkheid |
|
Iemand op water en brood |
met zeer weinig om van te leven |
|
De raven zullen je geen brood brengen zetten |
Je moet werken voor de kost |
|
Hij heeft brood op de plank |
hij heeft een goed inkomen |
|
Broodnodig |
Dringend, noodzakelijk, hoognodig. |
|
Bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien |
Bij gemis van een geringe zaak, waaraan men behoefte heeft, is men genoodzaakt iets van veel meer waarde in de plaats te gebruiken vb het duurdere materiaal. |
|
De één z’n dood is de ander z’n brood |
Het ongeluk van iemand, kan het geluk van iemand anders betekenen. |
|
Profeet die brood eet |
Met hem hoef je geen rekening te houden, hij is niet te vertrouwen. |
|
Iemand iets op zijn brood geven |
Iemand de schuld geven. |
|
Een kruimeltje is ook brood |
De kleine dingen moeten ook gewaardeerd worden. |
|
Liever brood in de zak dan een pluim op de hoed |
Van complimenten alleen kan men niet leven. |
|
Hij is broodmager |
Erg mager. |
|
Hij zit op water en brood. |
Hij is in de gevangenis. |
|
Zij zijn in de wittebroodsweken |
Ze zijn nog maar kort getrouwd. |
|
Het op je boterham krijgen |
Een stevig standje incasseren. |
|
Dat is gesneden brood |
taak waarmee iemand helemaal geen moeite heeft; gemakkelijke klus |

